Hoofdstuk 2: Druivenrassen
In het vorige hoofdstuk kwam al voorbij dat er vele druivenrassen bestaan die ieder een eigen smaak kunnen geven aan wijn. In dit hoofdstuk gaan we verder in op de verschillende druivenrassen, hun kenmerken en voor welk soort wijn ze gebruikt worden. Wie had gedacht dat er zoveel te ontdekken valt over druiven?
Druiven groeien aan een klimplant, ook wel een “druivenstok” genoemd. Bijna alle druivenrassen zijn familie van elkaar en behoren tot de druivenstokfamilie “Vitaceae”. Druiven waar wijn van wordt gemaakt komen van een specifieke druivenstok.
Druivenrassen kunnen worden ingedeeld in witte en blauwe druiven. Je kunt elk druivenras herkennen aan bepaalde typerende kenmerken. Het maakt niet uit waar ter wereld de druiven verbouwd worden, door deze kenmerken kun je altijd achterhalen om welk ras het gaat.
Wijnen worden vaak gemaakt van meerdere druivenrassen. Deze vullen elkaar aan en geven de wijn een evenwichtige smaak. Cabarnet sauvignon wordt bijvoorbeeld vaak gemengd met merlot, om de wijn wat soepeler en minder intens te maken.
Een bekende wijnsoort van meerdere druivenrassen is champagne. Champagne is een wat luxere witte, mousserende wijn en wordt voornamelijk veel gedronken wanneer er iets te vieren is.
Rioja is een wijnbouwgebied in het noorden van Spanje. Hier wordt de gelijknamige Riojawijn gemaakt. Deze wijn bestaat ook uit meerdere druivenrassen.
Nu je wat meer hebt geleerd over druivenrassen, kun je eens kijken of je ook al druivenrassen kunt herkennen aan hun smaakkenmerken.